Een werknemer van 61 jaar met een dienstverband van ruim 40 jaar valt het werken zwaar en wegens gezondheidsproblemen moet hij steeds vaker verzuimen. Hij benadert mij met de mededeling dat hij graag wil stoppen met werken en een voorstel van zijn werkgever heeft gehad waarbij hij gebruik maakt van vroegpensioen. Hij heeft hier echter bezwaren tegen de regeling omdat hij nogal wat pensioen inlevert bij ingang van de AOW. Wij besluiten een gesprek met de werkgever aan te gaan. In dit gesprek zeg ik dat er een hoog risico bestaat op herhaalde uitval en dit voor de werkgever kosten met zich meebrengt. Ik zeg dat medewerker graag wil stoppen mits zijn WW-uitkering door de werkgever wordt aangevuld zodat hij een acceptabel inkomensniveau heeft. Gezien de lange staat van dienst doe ik een beroep op werkgever om hierin te investeren zodat hij voldoende inkomsten heeft en tevreden afscheid kan nemen. Werkgever zegt niet teveel te willen betalen aan een afvloeiingsregeling.
Er volgt een fase van intensieve onderhandelingen. Het eerste bod vind ik veel te mager, de WW wordt slechts korte tijd aangevuld. Ik houd voet bij stuk dat werknemer alleen akkoord gaat als werkgever met de regeling instemt die ik hem heb voorgelegd. Dit is een regeling waarbij de WW tot ingangsdatum AOW wordt aangevuld met een aflopend percentage. Daarnaast stel ik dat de werkgever het "AOW-gat" van 5 maanden voor zijn rekening moet nemen (werknemer heeft i.v.m de gewijzigde wetgeving recht op AOW op 65-jarige leeftijd + 5 maanden) en gedurende deze 5 maanden 70 % van het laatstverdiende loon moet uitbetalen. Uiteindelijk gaat werkgever hiermee akkoord omdat hem duidelijk wordt dat ik namens werknemer aan de gestelde voorwaarden vasthoudt. Het akkoord wordt bekrachtigd met een vaststellingsovereenkomst. Met een soort nuluren- contract met een detacheringsconstructie dat wordt aangeboden omzeilt werknemer zijn sollicitatieplicht bij het UWV. Werknemer is erg gelukkig met de regeling die de mogelijkheid biedt de periode tot aan de AOW te overbruggen.